De Valle d'Aosta is een van de kleinste en minst bevolkte regio van Italië. De regio grenst aan Frankrijk en Zwitserland en wordt van deze landen gescheiden door de Alpen en de Mont Blanc.
Omdat de regio tijdens zijn geschiedenis verschillende keren onder Franse heerschappij stond, zijn achternamen zoals Gerbelle en Charrère meer typerend voor de regio dan de achternamen Bianchi, Rossi of Verdi die in de rest van Italië vaak voorkomen. Een groot deel van de oudere inheemse bevolking spreekt ook Valdôtain, een dialect met Frans-Provençaalse oorsprong.
De Valle d'Aosta is ook een van de mooiste plekken van Italië. Het landschap is rijk aan watervallen en het hoogste deel van de regio is bedekt met imposante bossen. Liefhebbers van bergwandelingen zullen in hun nopjes zijn in het Gran Paradiso.
Dit vertel ik u allemaal om te vermelden dat de Valle d'Aosta een echte bergwijngaard is en in zijn gelederen de hoogste wijngaarden van Europa telt. Sommige wijngaarden liggen op meer dan 1000 meter boven de zeespiegel.
De oppervlakte van de wijngaard is slechts 463 hectare. Het is daarom onmogelijk om daar veel wijn te produceren en nooit zullen we veel meer dan 3 miljoen geproduceerde flessen per jaargang vinden. Deze lage hoeveelheid wordt gecompenseerd door een constant hoge gemiddelde kwaliteit van de wijnen. Dat komt tot uiting in de productie: quasi alle wijnen dragen een herkomstbenaming; hier vind je geen bulkwijn.
Ondanks de moeilijkere rijping van blauwe druiven, bestaat de hoofdmoot van de productie uit rode wijn.
Een overvloed aan druivensoorten
Alhoewel de regio erg klein is, kent het een rijk aanbod aan druivensoorten, waarvan vele inheems zijn. Petit Rouge is de belangrijkste druif. 20% van het areaal wordt ermee beplant. Picotener, de lokale naam van Nebbiolo, volgt met 44 hectaren.
Met 29 hectare volgt Prié Blanc op de derde plaats en leidt hij de witte witte druivensoorten van de regio. Dan vinden we een resem druivensoorten terug die in koelere klimaten goed gedijen: pinot noir, Fumin, Chardonnay, Petite Arvine en Moscato Bianco.
Daarmee zijn we nog niet uitgesproken: de lilliputter tussen de Italiaanse wijnregio's is tegelijkertijd de Brobdingnag in het aantal druivensoorten. Je vindt er immers een heleboel lokale druivensoorten, vaak van bijzonder hoge kwaliteit maar met een heel beperkt areaal. Het gros van de productie wordt lokaal gedronken. Daarom is het bijzonder moeilijk om wijnen gemaakt van Cornalin, Mayolet, Prëmetta of Vuillermin buiten de regio te vinden.
Prié is de enige inheemse witte druivensoort. Het wordt voornamelijk aangeplant in de meest noordelijke wijngaarden waarmee Blanc de Morgex en La Salle wordt gemaakt. Deze witte wijnen zijn delicaat geparfumeerd en combineren uitstekend met salades en riviervissen.
En nog zijn we niet klaar met de druivensoorten. Een aantal internationale druivensoorten doen het namelijk erg goed doen in dit extreme klimaat. Buiten de hierboven benoemde vinden we hier ook nog Gamay, Pinot Gris, Syrah en Müller-Thurgau.
3 productiegebieden
De regio telt 7 herkomstbenamingen, onderverdeeld in 3 productiegebieden. De Atla Valle is het meest Noordelijk gelegen. Daar wordt voornamelijk prié geplant. De coöperatieve kelder van de Mont Blanc levert een bijzondere inspanning om het aantal percelen met Roussin de Morgex te vergroten.
Vanuit de Alta Valle volgen we Zuidwaarts de Dora Baltea rivier. Automatisch komen we in de Media Valle terecht, het hart van de wijngaard van de Valle d'Aosta. Dat gebied bevat de beste terroirs. Petit Rouge heeft zijn plaats gevonden in Torrette, Pinot Gris in Nus en Moscatto Bianco in Chambave. Deze plaatsen dragen ook de voorkeur voor Cornalin, Mayolet en Vuillermin.